Gisteren een leuk bericht van Erwin Klaasse:
Apps, webtools… Hoe en wat?
Gebaseerd op een korte dialoog via Twitter over het gebruik van losse apps legt Erwin aan de hand van een aantal concrete voorbeelden uit hoe hij tegen het gebruik van tools aankijkt in de klas. Wat hij duidelijk laat zien is dat er meerdere wegen naar Rome leiden en dat je je dus niet te snel moet vastpinnen op het gebruik van één bepaalde tool.
Opeens moest ik denken aan (leren) fietsen!
Stel je zegt tegen de leerlingen uit groep 6:
Jongens en meisjes, neem morgen allemaal je fiets mee naar school want we gaan naar het zwembad!
Maakt het jou uit met welke fiets ze komen? Sterker nog, als ze goede afspraken maken wie bij wie achterop gaat is het jou ook prima. Het gaat niet om het fietsen, het gaat om het zwemmen! Je wilt het uitstapje wel een educatief tintje meegeven (zodat het telt als onderwijstijd) dus je kondigt aan dat de kinderen na afloop een mooi beeldverslag moeten maken van het uitstapje. Maakt het jou uit welke tool ze daarvoor gebruiken of kijk je naar het resultaat?
Een grappige metafoor waar je op door kunt borduren, want waar hebben ze dat fietsen geleerd, thuis of op school? En zwemmen...?
Ik ken een aantal scholen waar je niet tegen de kinderen in groep 6 kunt zeggen dat je op de fiets naar het zwembad wil. Op die scholen zitten kinderen waarbij zowel het bezitten van een fiets, als het kunnen zwemmen minder vanzelfsprekend is dan in andere delen van Nederland.
BeantwoordenVerwijderenDe vraag blijft dan nog steeds staan of we willen dat die kinderen toch leren fietsen en zwemmen. En wie daarvoor zou moeten zorgen.
De parallel met digitale vaardigheden en de toegang tot de technische middelen is daarbij treffend, omdat er voor scholen met zo'n populatie minder teruggevallen kan worden op thuissituaties.